bezorgde burgers

Betrouwbaarheid, niet vertrouwen, is het codewoord voor het nieuwe kabinet

Wouter Schakel 1 februari 2022, 18:00 Eerder gepubliceerd in de Volkskrant

Steevast wordt gesproken over het groeiende gebrek aan vertrouwen in de politiek. Dit echter is een verkeerde aanname, stelt Wouter Schakel. In de kern gaat het namelijk om de betrouwbaarheid van de overheid. Daar zit het echte probleem voor de burger.

In recente discussies over de Nederlandse politiek is één begrip vrijwel alomtegenwoordig: vertrouwen. Bij elk politiek probleem van de afgelopen jaren – de toeslagenaffaire, de vastzittende woningmarkt, de gaswinning in Groningen, en vele andere – wordt verzucht dat dit uiteindelijk schadelijk is voor het vertrouwen van burgers in de overheid. Rondom de formatie van kabinet Rutte IV wordt gerapporteerd dat weinig burgers vertrouwen hebben in de regering, en het herstellen van dit vertrouwen heeft een prominente plek in het coalitieakkoord. ‘Vertrouwen was al die tijd het codewoord en dat is het nog steeds’, vat een NOS-rapportage samen.

Zulke retoriek is niet nieuw, maar lijkt de afgelopen jaren wel een enorme vlucht te hebben genomen. De overgrote meerderheid van deze retoriek is echter misplaatst, om een aantal redenen.

ZOUT schrijft:

Wouter Schakel maakt onderscheid in oorzaak “onbetrouwbare overheid” en gevolg “tanend vertrouwen in de overheid”
Voor ZOUT de spijker op zijn kop.
Geldt dit ook voor Oirschot?

Wat vindt U?

Heeft U vertrouwen in de politici van Oirschot?

Bekijk resultaten

Laden ... Laden ...

Om te beginnen zijn veel zorgen om dalend politiek vertrouwen onterecht, blijkt uit onderzoek. Van jaar tot jaar schommelt dit vertrouwen op en neer, maar op de langere termijn is er niet of nauwelijks een daling. Bovendien is het onduidelijk waarom politiek wantrouwen schadelijk is. Het is veelzeggend dat dit in alle commentaren vaag blijft, en ook wetenschappelijk onderzoek zegt hier verrassend weinig over. Voor alle duidelijkheid: we kunnen niet zomaar aannemen dat vertrouwen onbelangrijk is, maar de tegenovergestelde aanname – politiek vertrouwen is cruciaal – is minstens even voorbarig.

Symptoom

Het grotere bezwaar tegen de vertrouwensretoriek gaat echter over het functioneren van de overheid zelf. Er zijn wel degelijk veel mensen die de politiek wantrouwen, ook al worden het er niet per se meer. Zelfs als we echter aannemen dat dit wantrouwen slecht is voor de samenleving, is het misplaatst om dit te zien als het probleem in plaats van een symptoom. Voor slachtoffers van de toeslagenaffaire is het probleem dat hun leven financieel en emotioneel is vernield, niet dat ze de politiek wantrouwen. Op de woningmarkt is het probleem dat een degelijk huis voor talloze mensen onbetaalbaar is geworden terwijl de economische ongelijkheid groeit, niet de mogelijke daling van vertrouwen. En ga zo maar door voor andere dossiers.

In al deze gevallen is het echte, diepere probleem dat burgers onrechtvaardig worden behandeld door de overheid. Met andere woorden, vanuit burgers gezien is het probleem niet een gebrek aan vertrouwen maar een gebrek aan betrouwbaarheid van de overheid. Het is de onbetrouwbaarheid die hun dagelijks leven sterk beïnvloedt; eventueel wantrouwen is daar slechts een uitvloeisel van.

Bovendien is dit uitvloeisel niet meer dan toepasselijk. Onderzoek wijst namelijk uit dat dossiers als de toeslagenaffaire, woningmarkt en gaswinning passen in een bredere trend: overheidsbeleid sluit vooral aan op de wensen van rijke, hoogopgeleide burgers en grote bedrijven, terwijl gewone burgers vaak achter het net vissen. Waarom zouden we willen of verwachten dat burgers vertrouwen uiten – dat wil zeggen, geloven dat hun belangen worden behartigd – in een institutie die hen slecht vertegenwoordigt?

Gevoelens

Voor politieke elites ziet de wereld er echter anders uit. Voor hen is vertrouwen van burgers juist belangrijker dan betrouwbaarheid, gezien de reële mogelijkheid dat laag vertrouwen onderdeel is van lage populariteit bij de volgende verkiezingen. Bovendien is het voor politici een stuk makkelijker om te geloven dat het probleem niet zozeer ligt bij de overheid, maar bij de gevoelens die burgers daar over hebben.

Een kanttekening hierbij is dat betrouwbaarheid wel wordt genoemd in het coalitieakkoord van Rutte IV. Maar dit wordt alsnog beschouwd als een middel om het werkelijke doel – het herstellen van vertrouwen – te bereiken. Het gevaar is dat dit leidt tot schijnoplossingen die alleen het vertrouwen proberen te vergroten, zonder de inhoudelijke vertegenwoordiging van burgers te verbeteren, of dat betrouwbaarheid van de agenda verdwijnt wanneer het vertrouwen stabiel blijkt.

Dit alles maakt de nadruk op vertrouwen in politieke berichtgeving zo pervers. Journalisten kiezen wellicht voor deze nadruk omdat ze neutraal lijkt te zijn. Men zegt daarmee in feite: ik geef zelf geen oordeel over het handelen van de overheid maar rapporteer alleen het negatieve oordeel van anderen. Gezien het feit dat dit het echte probleem voor burgers naar de achtergrond verplaatst en in plaats daarvan benadrukt wat voor de politieke elite belangrijk is, is dit echter geenszins neutraal.

Als we toe willen naar wetgeving en berichtgeving die dichter bij de burger staat is de eerste stap om de systematische tekortkomingen van de overheid te benoemen en af te keuren. Het doel is te streven naar een betrouwbare politiek; dat hoort het codewoord te zijn voor het nieuwe kabinet. Wat dit doet met vertrouwen is van later zorg.

Wouter Schakel is als politicoloog verbonden aan de Universiteit van Amsterdam.

Geef een reactie

Ontdek meer van ZOUT

Abonneer je nu om meer te lezen en toegang te krijgen tot het volledige archief.

Doorlezen